I) Kenmerken glazuurgrondstoffen

Schematisch overzicht van de basisingrediënten uit het atelier en hun kenmerken in een glazuur.

Vergroot het smelten Vergroot de viscositeit Vergroot de oppervlaktespanning Voor matte oppervlakken meer gebruikelijk
Lithium carbonaat Molochite 200 Molochite 200 Molochite 200
Lood bisilicaat Kaolien Kaolien Kaolien
Calcium boraat fritte Kwarts Whiting (1) Barium carbonaat (1)
Nepheline Syeniet Cornish stone Zink oxide (1) Whiting (1)
Petalite Nepheline syeniet Wollastoniet (1) Zink oxide
Cornish stone Petaliet Cornish stone Wollastonite
Zink oxide Wollastoniet Nepheline syeniet Petaliet
Wollastoniet Barium carbonaat Barium carbonaat Nepheline syeniet
Whiting Whiting Petaliet Cornish stone
Barium carbonaat Zink oxide Kwarts Kwarts
Kwarts Calcium boraat fritte Calcium boraat fritte Lithium carbonaat
Kaolien Lood bisilicaat Lood bisilicaat Lood bisilicaat
Molochite 200 Lithium carbonaat Lithium carbonaat Calcium boraat fritte
Vermindert het smelten Vermindert de viscositeit Vermindert de oppervlaktespanning Voor matte oppervlakken minder gebruikelijk
 
Maakt meer opaak Vergroot de thermische uitzetting Vergroot de duurzaamheid Vergroot de helderheid van de kleur
Molochiet 2000 Nepheline syeniet Molochiet 2000 Lood bisilicaat
Kaolien Cornish stone Kaolien Petaliet
Calcium boraat fritte (1) Whiting Kwarts Nepheline syeniet
Zink oxide Barium carbonaat Wollastoniet Barium carbonaat
Whiting Lood bisilicaat Whiting Cornish stone
Barium carbonaat Wollastoniet Zink oxide Wollastoniet
Wollastoniet Zink oxide Barium carbonaat Whiting
Cornish stone Calcium boraat fritte Calcium boraat fritte Kwarts
Nepheline syeniet Kwarts Cornish Stone Kaolien (2)
Petaliet Kaolien Petaliet Molochiet 2000 (2)
Kwarts Molochiet 2000 Nepheline syeniet Calcium boraat fritte (1)
Lithium carbonaat Lithium carbonaat Lithium carbonaat Zink oxide
Lood bisilicaat Petaliet Lood bisilicaat Lithium carbonaat
Maakt minder opaak Vermindert de thermische uitzetting Vergroot de duurzaamheid Vermindert de helderheid van de kleur

Noot:   1. Bij gebruik in kleine hoeveelheden krijg je het omgekeerde effect.

2. Kan anders worden geïnterpreteerd bij gebruik van gekleurde oxides.

7.a.  De grondstoffen en hun eigenschappen………………………………………

Glazuurgrondstoffen:

  1. Alkaliën
  2. Aluminiumoxyde
  3. Antimoon(tri)oxide
  4. Bariumoxyde
    1. Bariumcarbonaat
  5. Booroxyde
    1. Borax of natriumboraat
    2. Boorzuur
    3. Borocalciet of colemaniet
    4. Calciumboraat
  6. Calciumoxyde
    1. Calciumcarbonaat
    2. Kalkveldspaat
    3. Dolomiet
    4. Wollastoniet
    5. Beenderas of calciumfosfaat
    6. Vloeispaat of calciumfloride
    7. Apatiet
  7. Kobaltoxyde
  8. Ijzeroxide
  9. Kaliumoxyde
    1. Kaliumcarbonaat
    2. Kaliveldspaat
    3. Cornish stone
    4. Houtas
  10. Koperoxyde
  11. Lithiumoxyde
    1. Litihiumcarbonaat
    2. Petaliet
    3. Spodumene
  12. Loodoxyde
    1. Loodmenie
  13. Magnesiumoxyde
    1. Magnesiumcarbonaat
    2. Dolomiet
    3. Talk of steatiet of speksteen
  14. Mangaan(di)oxyde
  15. Natriumoxyde
    1. Natriumcarbonaat of soda-as
    2. Natriumveldspaat of albiet
    3. Nepheline syeniet
  16. Nikkeloxyde
  17. Silex
  18. Strontiumoxyde
    1. Strontiumcarbonaat
  19. Tinoxyde
  20. Titaanoxyde
    1. Rutiel
    2. Ilmeniet
  21. Vanadiumpentoxyde
  22. Zinkoxyde
  23. Zirkoonoxyde
    1. Zirkoniet of zirkoonsilicaat

1.         Alkaliën

De alkaliën zijn het tegengestelde van zuren.

De alkaliën moeten worden gezien als de smeltmiddelen van de scherf en van het glazuur.  Het zijn de niet kleurende metaaloxyden die bij hitte reageren met zuren en zo de silicaten (glas) vormen.

  1. De sterke alkaliën:
    1. Lithiumoxyde                                    (Li2O)
    2. Natriumoxyde of soda                      (Na2O)
    3. Kaliumoxyde                                                (K2O)

De sterke alkaliën zijn goed oplosbaar in water.

  1. De zwakke alkaliën, worden ook aardalkaliën of basen genoemd:
    1. Beryliumoxyde                                  (Beo)
    2. Magnesiumoxyde                              (MgO)
    3. Calciumoxyde                                   (CaO)
    4. Zinkoxyde                                         (ZnO)
    5. Strontiumoxyde                                (SrO)
    6. Cadmiumoxyde                                 (CdO)
    7. Bariumoxyde                                                (BaO)
    8. Loodoxyde                                        (Pbo)
    9. Bismuthoxyde                                   (Bi2O3)

De aardalkaliën zijn niet zwakker wat smeltbaarheid in het glazuur betreft, maar zijn minder oplosbaar in water dan de alkaliën.  Ze geven ook iets minder heldere kleuren als de sterke alkaliën.

Alkalische glazuren zijn glazuren die een hoog gehalte aan sterke alkaliën bevatten.  Ze bevatten wel nog zuren die glas vormen, maar hebben gewoonlijk een laag gehalte aan amfoteren, waardoor ze gemakkelijk lopen en glanzende glazuren geven.

Bij de sterke alkaliën hebben Natrium en Kalium een hoge uitzettings- en samentrekkingskracht.  Glazuren die grote hoeveelheden van deze glazuren bevatten, zeker in het geval van natrium, hebben de neiging tot haarscheuren.  Een stabiliserend effect kan bereikt worden door toevoeging van loodoxyde en boorzuur.  Loodoxyde heeft wel het nadeel dat het de typische alkalinekleuren nadelig beïnvloed.  Kleine hoeveelheden boorzuur maken een alkalisch glazuur meer elastisch en verminderen de expansiegraad, waardoor haarscheuren gedeeltelijk verdwijnen.

Bij sommige alkalische glazuren, vooral als je op zoek gaat naar de mooiste en felste kleuren, dan lijken haarscheuren onvermijdelijk.

De meest interessante kleuren worden bekomen door het aluminiumgehalte laag te houden en het alkaligehalte en siliciumgehalte hoger te nemen dan normaal.

Alkalische glazuren werden reeds gebruikt op vroeg Egyptische potten en figuren op Perzische tegels.

2.         Aluminiumoxyde (corund)

Al2O3

Moliculair gewicht: 102

Smeltpunt: 2050°C

R2O3 – component

Aluminiumoxyde is terug te vinden in:

Kaolien (China clay):             Al2O3 . 2SiO2 . 2H2O          mg 258            S 1770°C

Kaliveldspaat:                        Al2O3 . K2O . 6SiO2                        mg 557            S 1200°C

Natronveldspaat:                    Al2O3 . Na2O . 6SiO2          mg 525            S 1200°C

Kalkveldspaat:                       Al2O3 . CaO . SiO2              mg 278            S 1550°C

Lithiumveldspaat (petaliet):   Al2O3 . Li2O . 8SiO2           mg 612            S 1350°C

Spodumeen:                           Al2O3 . Li2O . 4SiO2           mg 372            S 1150°C

–           Aluminiumoxyde bepaalt het smelttraject van een glazuur.

Het kan worden gezien als de regulator of arbiter tussen smeltmiddel en glasvormer.  Aluminiumoxide bezit de eigenschap dat het de eigenschap van de dominante groep aanneemt (zurig: matte glazuur, basisch: gladde glazuur)

–           Aluminiumoxyde voorkomt ongewenste kristalisatie.

–           Aluminiumoxyde voorkomt aflopen door zijn hoge viscositeit.  Vb. Bij het gebruik van kaolien (China clay) wordt het glazuur taaier: het smeltpunt en afdruippunt komen 100°C uit elkaar te liggen.

–           Het bepaalt het karakter van de gestolde huid van het glazuur.

– bij kleine hoeveelheden Al2O3: glazuur loopt.

– bij grote hoeveelheden Al2O3: glazuur vertoont pinholes en kraters.

–           Maakt een glazuur dekkend bij grote hoeveelheden.

–           Percentsgewijze toevoeging tussen 5% en 15%.

–           Rond 25% vormen zich kristallen als aluminiummatte glazuren (traag afkoelen).

–           Aluminiumoxyde is ook een refractaire grondstof.

–           Het kan ook de baktemperatuur van klei verhogen (tussen 5% en 10% gebruiken).

3.         Antimoon(tri)oxyde

Sb2O3

Moleculair gewicht 292

Smeltpunt 656°C

RO – component

–           Antimoon(tri)oxyde is een wit giftig poeder (zie cursus gezondheidsrisico’s) dat bij verhitting geel wordt.

–           Het is gedeeltelijk oplosbaar in water.

–           Het is een kleurende oxyde.

–           Toevoeging van antimoon(tri)oxyde maakt het glazuur dekkend.

–           Een loodhoudend transparant glazuur wordt geel en dekkend door toevoeging van antimoonoxyde.

–           Een toevoeging van 2% kan in een sterk loodhoudend glazuur reeds harde gelen geven.

–           In een slib dat bedekt wordt met een loodglazuur is tenminste 8% nodig om geel te geven.

–           Antimoonoxide veroorzaakt vaak blazen en wordt dan ook meestal vervangen door loodantimonaat = Napels geel, Pb3(SbO4) in hoeveelheden van 5% of meer.

–           Een toevoeging van een kleine hoeveelheid tinoxyde stabiliseert de antimoongelen.

–           Een toevoeging van een kleine hoeveelheid ijzeroxyde maakt de gelen meer oranje.

–           Een niet loodhoudend transparant glazuur wordt wit en dekkend bij toevoeging van antimoon (tenminste 10%) omdat het antimoonoxyde niet oplost.  Er zijn wel goedkopere manieren om dekkend te maken.

–           In een glazuur wordt het als tussenliggend oxyde beschouwd.  Het is een glasvormer, hoewel het vloei-eigenschappen kan aannemen afhankelijk van zijn combinatie met andere oxydes.

–           Komt vrij in de natuur voor, maar wordt gewoonlijk gewonnen als stibnite (Sb2S3).  China, Mexico en de Verenigde Staten zijn de voornaamste bronnen.

4.         Bariumoxyde (bariet)

Ba0

Moleculair gewicht 153

Smeltpunt 1923°C

RO – component

–           Het is een sterk vloeimiddel in aardewerkfrittes (frittes: zie verder in de cursus) en steengoedglazuren.

–           Op hoge temperaturen is het een vervanging voor loodoxyde.  Toch kan het niet zoals loodoxyde als enig smeltmiddel fungeren.

–           Barium wordt vooral ingevoerd en gebruikt omwille van zijn mooie satijnmatte effecten.

–           Tot 20% geeft barium matte resultaten.

–           Barium is heel giftig (zie deel cursus ‘gezondheidsrisico’s’).

–           Bariumoxyde is oplosbaar in water en wordt in een glazuur ingevoerd via bariumcarbonaat.

4.a.      Bariumcarbonaat

BaCo3

Moleculair gewicht 197

Smeltpunt 1360°C

RO – component

–           Bariumcarbonaat is een sterk smeltmiddel, te gebruiken in geringe hoeveelheden als vervanging van lood.  Maar het is ook heel giftig in ongebakken toestand.

–           Kleine hoeveelheden tot 8% werken glansverhogend.

–           Grote hoeveelheden tussen 10% en 20% hebben een matterende of dekkende werking.

–           Met bariumcarbonaat kunnen mooie satijnmatte glazuren verkregen worden.

–           Je kan er ook de typische aardalkaliverkleuringen mee bekomen.

– turkoois met koper

– purper met mangaan

–           Kan ook worden gebruikt om het schuimen van een glazuur tegen te gaan (2%).

–           Bariumcarbonaat is ook tamelijk gunstig ter bestrijding van haarscheuren.

–           Heeft ook een zeer goede invloed op de hardheid van het glazuuroppervlak.  (Kan nuttig zijn bij gebruiksgoed)

–           Hoeveelheid in de Segerformule: tussen 0 en 0,33 bij 1160°C.

5.         Booroxyde

B2O3

Moleculair gewicht 70

Smeltpunt 577°C

RO2 – component

–           Smelt op heel lage temperatuur (het smelten begint reeds op 300°C) en is daarom ook uitermate geschikt voor lage temperatuurglazuren waar het reageert als een glasvormer en als vloeimiddel.

–           Omdat het ook reageert als een amfoteer is zijn plaats in de Segerformule bij de amfoteren.

–           In kleine hoeveelheden gaat het haarscheuren tegen, maar in grotere hoeveelheden heeft het dan weer een tegenovergesteld effect.

–           In kleine hoeveelheden heeft het ook een positief effect op de glans van het glazuuroppervlak.

–           Het is een ideale stof om te gebruiken in combinatie met loodoxyde.

–           In een goed uitgesmolten glazuur vermindert het booroxyde de oplosbaarheid van loodoxyde (zie ook bij ‘giftigheid van loodglazuren na het bakken’) en gaat het haarscheuren tegen.

–           De combinatie van loodoxyde en booroxyde en de toevoeging van kleurende oxydes biedt een waaier van kleuren.  Het booroxyde geeft hardere kleuren dan het loodoxyde.

–           Booroxyde komt zelden alleen voor in de natuur maar het is verkrijgbaar in een reeks van boraten in combinatie met water, natrium, calcium en magnesium.  Deze stoffen zijn oplosbaar in water.  Booroxyde is eveneens oplosbaar in water.

–           Booroxyde is een hygroscopische stof, waardoor het moeilijk met zekerheid af te wegen is.

–           Boraten worden ingevoerd in glazuur via frittes (frittes: zie verder in de cursus).

5.a.      Borax of natriumboraat

Na2O . 2B2O3 . 10 H20

Moleculair gewicht 381

Smeltpunt 750°C

–           Bevat één deel natrium (soda) en 2 delen boorzuur.

–           Het is de belangrijkste bron van booroxyde voor glazuren.

–           Bij een te hoog gehalte aan borax in een glazuur is het risico op haarscheuren groot.

–           Het is oplosbaar in water en in zuur en smelt rond 200°C

–           Hoewel het iets minder gemakkelijk uitsmelt dan boorzuur wordt het veel gebruikt als vloeimiddel in glazuur.

–           De oplosbaarheid in water is wel een probleem; het glazuur moet onmiddellijk na het aanmaken met water gebruikt worden ofwel moet het ingevoerd worden via een fritte.  Borax kan ook toegevoegd worden in de vorm van een fritte of via de natuurlijke grondstof colemaniet.  Bij colemaniet is de oplosbaarheid in water geen probleem.

–           In kleine hoeveelheden geeft het glans aan het glazuur.

–           Het is moeilijk rekenen met borax.  In de Segerformule wordt het toegevoegd aan de rechtergroep omdat het zo’n sterk smeltmiddel is.  Als je borax toevoegt in een formule moet je steeds evenveel SiO2 toevoegen als je borax hebt toegevoegd.

5.b.      Boorzuur

B2O3 . 3H2O

Moleculair gewicht 123

Smeltpunt 580°C

–           Boorzuur is een belangrijk vloeimiddel.

–           In een glazuur neemt de uitzettingscoëfficiënt toe bij het gebruik van veel boorzuur (gevaar voor haarscheuren).  Bij gebruik van weinig Boorzuur is de uitzettingscoëfficiënt laag.

–           Boorzuur bakt mooi glanzend en kleurloos, waardoor alle kleuren helder blijven.  Dit in tegenstelling tot lood dat altijd een gelige schijn geeft.

–           Een teveel aan boorzuur kan naast haarscheuren ook blaasjes veroorzaken en een gelatine-achtig effect geven aan de glazuurmassa.

–           De plaats van boorzuur in de Segerformule is onduidelijk.  Seger zelf plaatste deze in de zure groep.  Anderen plaatsen het in de middengroep of bij de amfoteren.

–           Boorzuur is helemaal niet giftig.

5.c.      Borocalciet of colemaniet

2 CaO . 3B2O3 . 5H2O

Moleculair gewicht 412

Smeltpunt 1100°C

–           Het is een natuurlijk gehydrateerd calciumboraat dat voorkomt in de Verenigde Staten.

–           Het bevat boor in een vorm die slechts licht oplosbaar is in water.  Daarom moet je opletten.  Door die lichte oplosbaarheid kan eenzelfde glazuur toch verschillen van samenstelling.

–           Het is een sterk smeltmiddel dat de meeste kleuren een heldere tint geeft.

–           Het vermindert de thermale expansie zodat de weerstand tegen haarscheuren verhoogt.

–           Colemaniet is geen standvastige glazuurgrondstof; ze heeft de neiging tot samentrekken en afschuiven van het glazuur tijdens het bakken (opletten voor de ovenplaten).  Dit is te wijten aan de grote hoeveelheid water die ze bevat.  Om dit te voorkomen kan men gebruik maken van borocalcietfritte.

5.d.      Calciumboraat

Ca(BO2)2

Moleculair gewicht 126

Smeltpunt 1100°C

–           Het is een watervrije borocalciet.

–           Calciumboraat is de theoretische combinatie van 1 molecule calciumoxyde en 1 molecule booroxyde: CaO + B2O3

6.         Calciumoxyde

CaO

Moleculair gewicht 56

Smeltpunt 2570°C

RO – Component

–           Calciumoxyde is een zeer bruikbare grondstof voor glazuren en scherf.

–           Op hoge temperaturen vervangt calciumoxyde loodoxyde wat betreft bruikbaarheid en werking.

–           De vloeibaarheid van calciumoxyde begint op 1100°C.  Vanaf dat punt is het zeer actief en praktisch als vloeimiddel voor alle glazuren.

–           Bij kleine hoeveelheden (tot 10%) kan het een gunstige invloed hebben op de glans van het glazuur, bij te grote hoeveelheden krijg je het omgekeerde effect en werkt het matterend.

–           Te grote hoeveelheden (+ 35%) wakkeren kristalvorming aan gedurende de afkoeling.

–           Het heeft een grote invloed op de hardheid, duurzaamheid en zuurbestendigheid van het glazuur.

–           Toegevoegd in een loodglazuur verhoogt het de neiging tot haarscheuren, in glazuren met een hoog gehalte aan kalium en natrium daarentegen houdt het haarscheuren tegen.

–           Calciumoxyde is een aardalkali: maximum hoeveelheid in de Segerformule: tussen 0 en 0,33 bij 1160°C.

–           Het pure calciumoxyde reageert met water en produceert calciumhydroxyde (Ca(OH)2) daardoor wordt het in bodys en glazuren toegevoegd via andere grondstoffen zoals bv: calciumcarbonaat, kalkveldspaat, dolomiet, wollastoniet, beenderas, calciumfluoride, apatiet.

6.a.      Calciumcarbonaat

(kalksteen, krijt, marmer)

CaCO3

Moleculair gewicht 100

–           Van alle vloeimiddelen voor steengoedglazuren is krijt de goedkoopste en meest bruikbare.

–           Afhankelijk van de hoeveelheid kan het een glazuur glanzend en transparant maken of zijdeachtig, mat en dekkend.

–           Bevordert de hardheid van een glazuur; grotere weerstand tegen krassen en slijtage (ideaal voor gebruiksgoed).

–           Het verhoogt de vuurvastheid van een glazuur reeds bij 900°C.

–           Boven de 1180°C is de vloeiwerking heel groot.

–           Een tinglazuur wordt witter door toevoeging van calciumcarbonaat.

–           Matteert tussen 30 en 50%.

–           Te veel calciumcarbonaat in de scherf geeft deformatie of vervorming.

–           Toevoeging van 10% aan klei geeft klankverhoging en minder haarscheuren.

–           Calciumcarbonaat kleurt kobalt lila.  Wanneer er ook boorzuur aanwezig is kleurt kobalt turkoois, mangaan wordt roze, nikkel wordt oker.

6.b       Kalkveldspaat

CaO . Al2O3 . SiO2

Moleculair gewicht 278

Smeltpunt 1551°C

–           Kalkveldspaat wordt minder gebruikt ter invoering van CaO in een glazuur.

–           Deze calcium – aluminium – siliciumverbinding komt in de natuur voor als anortiet of labradoriet.

–           Het bevat 20,1% krijt in de formule.

–           Het is net zoals alle calciumgrondstoffen bij hogere temperatuur een sterk vloeimiddel.

6.c.      Dolomiet

CaCo3 . MgCo3

Moleculair gewicht 184

–           Een calcium-magnesiumcarbonaat dat in de natuur voorkomt is dolomiet.

–           Het bevat gewoonlijk meer calciumcarbonaat dan magnesiumcarbonaat; ongeveer 54% CaCO3 en 46% MgCO3.

–           In dolomiet is er gewoonlijk ook een hoeveelheid ijzeroxyde aanwezig zodat het een crème-achtig kleur geeft aan glazuren.

–           Het heeft een functie als vloeimiddel in glazuren voor hoge temperaturen, vanaf 1170°C

–           In grote hoeveelheden produceert het gladde matte glazuren.  Het geeft dan geelachtig met weinig ijzeroxyde, mauve met cobaltoxyde en roze met koper.

–           Bij een hoog percentage dolomiet is er neiging tot kristalvorming bij de afkoeling.

–           Dolomiet wordt gevonden in Oostenrijk, Italië, Duitsland, Engeland en de Verenigde Staten.

6.d.      Wollastoniet

CaSiO3

Moleculair gewicht 116

–           Wollastoniet is een natuurlijk voorkomend calciumsilicaat.

–           Het wordt vooral gewonnen in de Verenigde Staten.

–           Het wordt aanbevolen ter bereiding van matte alkali-glazuren.

–           Het verbetert de weerstand tegen de thermische schok.

–           Een typische analyse is SiO2 50,90% en CaO 46,90%.

6.e.      Beenderas (Calciumfosfaat)

Ca3(PO4)2

Moleculair gewicht 310

Smeltpunt 1650°C

–           Is gemaakt van gecalcineerde beenderen van ossen, koeien, schapen, ezels en paarden.

–           Beenderas wordt hoofdzakelijk aan het glazuur toegevoegd om zijn dekkende functie, in hoeveelheden tot 20%.

–           In steengoedglazuren kan het door de aanwezige fosfor mooie opaalachtige resultaten geven, reeds vanaf 4%.

–           Beenderas wordt gebruikt in de Engelse industrie voor de vervaardiging van Bone China.

6.f.      Vloeispaat of calciumfluoride

CaF2

Moleculair gewicht 78

Smeltpunt 1330°

–           Op lage temperatuur wordt het gebruikt omwille van zijn dekkend makende eigenschappen en zijn vloei-eigenschappen.

–           Op hoge temperatuur wordt het voornamelijk gebruikt om zijn sterke vloei-eigenschappen.

–           Het is echter niet aangeraden het te gebruiken: het produceert een gas dat schadelijk is voor de ovenweerstanden en het vertoont bovendien een onbetrouwbaar gedrag; het veroorzaakt soms koken en blazen van het glazuur.

6.g.      Apatiet

3 Ca3(PO4)2 . Ca(Cl,F)2

–           Het is een natuurlijk calciumfosfaat.

–           De fluor en chloor zorgen echter dikwijls voor moeilijkheden.

–           Beenderas is een betere grondstof voor toevoeging van calcium.

Daar alle calciumgrondstoffen zeer fijn gemalen moeten zijn, is krijt door zijn zachtheid dus heel geschikt.  Denemarken, Engeland, Frankrijk, België en Zweden zijn leveranciers van krijt.

Marmer en kalkspaat worden vooral geleverd door Duitsland, Italië en Griekenland.

De kalkaarden zijn mergel en leem.

Mergel bevat meestal een gering percentage ijzer en ongeveer 5 à 25% kalkspaat.

Leem is een min of meer ijzer- en kalkhoudende, meestal geel-rode brandende klei.

7.         Chroomoxyde

Cr2O3

Moleculair gewicht 152

Smeltpunt 2435°C

–           Geeft groen bij kleine %.

–           Chroom wordt best gebruikt bij alkali-glazuren

–           Chroom + tin geeft vlekken.  Het kan ook gebeuren dat een werkstuk met tinglazuur vlekken vertoont als het naast een, of in een oven staat met een, werkstuk dat werd geglazuurd met toevoeging van chroom.

8.         Kobaltoxyde

CoO

Moleculair gewicht 75

Smeltpunt 2800°C

–           Kobaltoxyde is de meest sterke kleurstof.  Het kleurt reeds vanaf 0,25% in het transparant glazuur.

–           In een dekkend glazuur is iets meer kobaltoxyde vereist omdat slechts de oppervlakte van het glazuur gezien wordt.

–           Bij een dekkende tinglazuur krijgt men een diep blauw door toevoeging van 1% kobaltoxyde.

–           Slibs en bodys vereisen meer kobalt dan glazuur, ongeveer 5% van in een slib geeft dezelfde kleurintensiteit als 1% in een tinglazuur.  10% is echt wel de limiet.

–           Bij gebruik van een te hoog gehalte kobaltoxyde ontstaat een metaalachtig oppervlak.

–           Kobaltoxyde is een zeer betrouwbare grondstof; ze wordt niet beïnvloed door de atmosfeer in de oven.

–           In alkali-glazuren geeft kobalt warmblauwe tinten.

–           Ook in combinatie met rutiel geeft het warmblauwe matte tinten en fraaie structuren.  Met kleine hoeveelheden kobalt en grote hoeveelheden rutiel ontstaan dan weer grijsblauwe tinten.

–           Kobalt in combinatie met nikkel geeft grijsblauwe tinten.

–           Kobalt met zink geeft koelblauwe tinten.

–           In steengoedglazuren geeft het violetten met grote hoeveelheden mangaanoxide.

–           Kobalt geeft in combinatie met mangaandioxide purperblauw in sterk alkalihoudende glazuren.

–           Het is een zeer vuurvaste grondstof.

–           Kobaltcarbonaat (CoCO3) is een minder sterke, fijner gemalen vorm van kobalt.  Hierdoor is het gemakkelijker te gebruiken in hele kleine hoeveelheden en het verdeelt ook beter in een glazuur zodat er geen spikkels voorkomen.  Spikkels van kobaltoxyde kunnen meestal enkel verwijderd worden door het glazuur met de kobalt te malen in een ball mill.

–           Kobaltoxyde verandert niet bij oxydatie of reductie.

–           Kobaltoxyde verdampt niet onder de 1400°C, dit maakt van kobaltoxyde een uitstekend kleurpigment voor hoge temperaturen.

–           Ondanks het hoge smeltpunt is CoO een sterk vloeimiddel in een glazuur.  Even sterk als natrium en kalium.

–           Het is heel moeilijk om kobalt als onderglazuur te gebruiken doordat de kobalt zo vlug verspreidt over het glazuur ; het is bijna onmogelijk een scherpe lijn te bewaren omdat de lijn uitloopt in het glazuur dat erboven ligt.

–           Kobalt is vooral te vinden in Canada en Zuid-Afrika.

9.         Ijzeroxyde

Fe2O3

Moleculair gewicht 160

–           In kleine hoeveelheden geeft het geel-achtige kleuren.

–           In grote hoeveelheden geeft het bruinen.

–           Bij reducerend gebruik krijg je groenen.

10.       Kaliumoxyde

K2O

Moleculair gewicht 94

Smeltpunt 700°C

RO – component

–           Kaliumoxyde is één van de drie sterke alkalische vloeimiddelen.

–           Kaliumoxyde is oplosbaar in water, maar niet zo oplosbaar als natriumoxyde.

–           Het wordt toegevoegd aan kleien om de dichtheid en hardheid van de scherf te bevorderen.

–           Kalium heeft een hoge uitzettingscoëfficiënt waardoor haarscheuren in een glazuur kunnen optreden.

–           Vermengd met metaaloxyden geeft het de typische alkali-kleuren in een glazuur.

–           Het wordt in een glazuur toegevoegd door in water onoplosbare stoffen in de vorm van frittes (zie kaliumcarbonaat) of andere grondstoffen.

10.a.    Kaliumcarbonaat

K2CO of potas

Moleculair gewicht 138

Smeltpunt 896°C

–           Is een zout.  Sterk oplosbaar in water.  Het pure zout wordt soms droog gebruikt op platte oppervlakken.  Op die manier worden soms rijke kleuren en texturen verkregen.

–           Kaliumcarbonaat wordt enkel gebruikt in frittes in glazuren.

10.b.    Kaliveldspaat

K2O . Al2O3 . 6SiO2

Moleculair gewicht 557

Smeltpunt: 1160°C – 1200°C

–           Begint te sinteren rond 1000°C.

–           Het is een natuurlijke fritte, bevat een glasvormer (SiO2), vloeimiddel (K2O) en amfotere (Al2O3).

–           Het is een goedkope en gemakkelijk te gebruiken grondstof en de basis van veel steengoedglazuren.

–           Een normaal glazuur kan tot 70% kaliveldspaat bevatten.

–           Met toevoeging van een kleine hoeveelheid krijt smelt het reeds 1200°C.

–           Te gebruiken hoeveelheid kalium in de Segerformule: tussen 0 en 0,23 voor 1160°C.

–           Soorten veldspaten in volgorde van belangrijkheid:

– kaliveldspaat:           K2O . Al2O3 . 6SiO2

– natronveldspaat:       Na2O . Al2O3 . 6SiO2                      mg: 525

– kalkveldspaat:          CaO . Al2O3 . 3SiO2                        mg: 278

– lithiumveldspaat:      Li2O . Al2O3 . 8SiO2                       mg: 612

–           Kaliveldspaat geeft de hardste en duurzaamste glazuur met de wijdste temperatuurwaaier.  (heel interessant voor gebruiksgoed).

–           Natronveldspaat geeft een zachter glazuur en heeft een lager smeltpunt.  Daarbij vertoont natronveldspaat de neiging tot haarscheuren.

–           Kalkveldspaat met zijn heel wat hoger smeltpunt wordt minder gebruikt.

10.c.    Cornish Stone (China stone of cornwallstone of pegmatiet)

Moleculair gewicht 705

Smeltpunt 1200°C

–           Behoort tot de veldspaatfamilie maar smelt op een iets hogere temperatuur dan veldspaat.

–           Cornish stone bezit een hoog gehalte aan kwarts waardoor het een hard en refractair materiaal is.

–           Het is ook heel bruikbaar in engobes, waar het zorgt voor een betere hechting tussen het engobe en de scherf gedurende en na het stoken.

10.d.    Houtas

–           Kaliumoxyde kan ook ingevoerd worden in een glazuur via houtas.

–           De hoeveelheid kalium in een asse varieert.

–           In elke houtas zijn ook sporen aanwezig van ijzer, fosfor, magnesium en andere elementen.

11.       Koperoxyde

CuO

Moleculair gewicht 80

Smeltpunt 1326°C

–           Koperoxyde is een goed kleurende oxyde voor lage temperaturen want het is niet vuurbestendig en het verdampt vanaf 1200°C.

–           Voor hogere temperaturen gebruik je het best kopercarbonaat, CuCO3, mg 221.

–           Hoeveelheid in %

– 1% tot 3% licht tot middelgroen

– 3% tot 5% middelgroen tot donkergroen

– meer dan 5% metaalglansgroen

–           CuO is een sterk smeltmiddel, bij problemen kan je deze mogelijk oplossen door het silexgehalte in het glazuur te verhogen.

–           Bij gebruik van kleine hoeveelheden CuO gaan we altijd tin gebruiken om de scherf af te dekken.

12.       Lithiumoxyde

Li2O

Moleculair gewicht 30

Smeltpunt 1700°C

RO – component

–           Lithiumoxyde is een sterk smeltmiddel; de vloeiwerking begint op ongeveer 800°C.

–           Het kan gebruikt worden ter vervanging van de andere alkaliën, nl. kaliumoxyde en natriumoxide of ter vervanging van lood om de gelige tint van laaggebrande loodglazuren tegen te gaan.

–           Lithiumoxide is heel duur (nadeel).

–           Lithiumoxide heeft veel positieve eigenschappen.

–           Door zijn lage uitzettingscoëfficiënt en goede elasticiteit gaat het haarscheuren tegen.

–           Doordat het zo’n sterk smeltmiddel is wordt het gebruikt ter voorkoming van speldeprikken of pinholes.

–           Het biedt mooie heldere kleuren met de meeste kleurstoffen.

–           1% lithium geeft reeds een verhoging van de glans van een glazuur.

–           Karakteristiek aan lithiumglazuren is het ‘halo-effect’.  Dat is het breken over de randen en scherpe punten en het blijven liggen van het glazuur in de diepten bv. in draairibbels.

–           Lithium wordt in een glazuur ingevoerd via in water onoplosbare stoffen: veldspaten, assen, frittes, lithiumcarbonaat (is licht oplosbaar in water)

12.a.    Lithiumcarbonaat

Li2CO3

Moleculair gewicht 74

Smeltpunt 650°C

–           Lithiumcarbonaat is de zuiverst verkrijgbare vorm van lithium: het bevat 40% lithium.

–           Het wordt gewonnen uit lithiumveldspaten als petaliet, spodumene, ea.

–           Het is een sterk vloeimiddel.

12.b.    Petaliet

Li2O . Al2O3 . 8SiO2

Moleculair gewicht 612

Smeltpunt 1350 (ongeveer)

–           Petaliet is een lithiumveldspaat dat in de natuur vrij voorkomt.

–           Het is een lithium-aluminiumsilicaat dat 77% silex bevat, 17% aluminium en 4% lithium.

–           Er kan tot 40% van worden toegevoegd in een glazuurrecept.

–           Petaliet heeft een lage expansiegraad zodat het soms gebruikt wordt in glazuren voor vuurvaste steengoedbodys.

12.c.    Spodumene

Li2O . Al2O3 . 4SiO2

Moleculair gewicht 373

Smeltpunt 1150°C

–           Het is net als petaliet een lithiumveldspaat dat in de natuur vrij voorkomt.

–           Het is een lithium-aluminiumsilicaat dat 63% silex bevat, 28% aluminium, 6% lithium en 3% andere alkaliën.

–           Door zijn lage expansiegraad wordt het soms gebruikt net als petaliet in glazuren voor vuurvaste steengoedbody’s.

–           Het wordt voornamelijk gevonden in de Verenigde Staten en Canada.

13.       Loodoxyde

Pbo

Moleculair gewicht 223

Smeltpunt 880°C

RO – component

–           De ongebakken grondstof is heel giftig. (zie cursus ‘gezondheidsrisico’s)

–           Er is weinig gevaar bij een goed uitgesmolten aardewerk-loodglazuur, gebrand op de juiste temperatuur en onder de juiste omstandigheden.  Te laag gebakken glazuren zijn wel gevaarlijk; het lood heeft zich dan niet volledig kunnen binden.  Hoe hoger het loodglazuur wordt gebakken, hoe minder risico.

–           Toch opletten als er kleurende metaaloxyden zijn toegevoegd.  Zij werpen het evenwicht van een goed uitgesmolten loodglazuur omver.  Het is vooral opletten met koper.  Het lood komt dan vrij en mengt zich met voedingsmiddelen.  Vooral met zuren, azijn en fruitsap en in mindere mate ook met koffie en thee.  De hoeveelheid gif uit de oppervlakte van een geglazuurd voorwerp dat zich vermengt met voedsel is gewoonlijk heel klein, maar het is het cumulatief effect dat gevaarlijk is.

–           Zuivere loodglazuren hebben een slechte zuurbestendigheid.

–           Raku en opglazuren met lood zijn het gevaarlijkst omdat ze te laag gebakken zijn.

–           Het is het heftigste vloeimiddel en daarom in staat zelfstandig te fungeren.  Dit wil zeggen dat in een glazuur loodoxyde als enig vloeimiddel kan fungeren.

–           Het nadeel van loodoxyde is dat het zijn effectiviteit verliest boven de 1100°C omdat het dan verdampt.  Daarom wordt loodoxyde (bijna) niet gebruikt voor steengoedglazuren (1260°C).  Toch kunnen kleine hoeveelheden lood op hoge temperatuur een glans op het glazuuroppervlak bewerkstelliggen.

–           Pure loodglazuren neigen naar een gelige kleur.

–           Loodglazuren hebben ook de neiging tot haarscheuren.

–           Glazuren met een hoog loodgehalte hebben eerder een zacht en gemakkelijk te krassen oppervlak.

–           Loodoxyde geeft meestal warme kleuren met de meeste kleurstoffen.

–           Lood wordt meestal ingevoerd in het glazuur via frittes of loodmenie Pb3O4.

13.a.    Loodmenie

Pb3O4

Moleculair gewicht 686

Smeltpunt 350°C

RO – component

–           Loodmenie is een zwaar oranje poeder, heel giftig.

–           Het bevat minder ijzerverontreiniging dan andere loodverbindingen.

–           Loodmenie heeft een aantal voordelen en nadelen:

Voordelen:

–           grote speelruimte voor het aanwenden van basegroep.

–           relatieve onoplosbaarheid in water.

–           lage viscositeit en geringe oppervlaktespanning.

–           lage kostprijs

–           unieke kleureffecten omdat loodsilicaten fusiemiddelen zijn voor de oplossing van kleuroxyden.

Nadelen

–           loodmenie is giftig (zie deel cursus ‘gezondheidsrisico’s).

–           grote verdamping: gevaar voor glansvermindering en verschraling van het glazuur.

–           betrekkelijk zacht: krasbaar, onderhevig aan atmosferische invloeden en breekbaarder.

–          haarscheuren.

–          onderhevig aan zuurinvloeden bij gebruiksvoorwerpen.

14.       Magnesiumoxyde

MgO

Moleculair gewicht 40

Smeltpunt 2800°C

RO – component

–           Magnesiumoxyde is minder actief dan andere vloeimiddelen.

–           Vanaf 10% veroorzaakt het snel een uitgesproken matheid.

–           In kleine hoeveelheden op hoge temperatuur is het een hevig vloeimiddel, de vloeiwerking begint op 1170°C en is het meest uitgesproken tussen 1190°C en 1230°C.  Daar komt bij dat het niet verdampt.

–           Magnesiumoxyde zorgt wel voor een grote oppervlaktespanning van het glazuur waardoor er soms neiging is tot crawling (= samentrekken van het glazuur).

–           Het is dan weer zeer gunstig ter bestrijding van haarscheuren, maar de toevoeging wordt beperkt omwille van de invloed op de vloeibaarheid.

–           De invloed op de transparantie en de glans van het oppervlak is matig bij kleine toevoegingen, bij grotere hoeveelheden werkt het dekkend.

–           De werking van magnesiumoxyde kan vergeleken worden met die van calciumoxyde, bariumoxyde, zinkoxyde en strontiumoxyde, maar de oxydes kunnen niet onderling verwisseld worden.

–           Magnesiumoxyde geeft bv. een uitgesproken effect op sommige kleurende oxyden.  Heel ongunstige werking met chroom.

–           Magnesiumoxyde wordt soms toegevoegd aan bodys omwille van zijn lage thermale expansiegraad zodat een grotere weerstand wordt bereikt tegen de thermale shock.

–           Magnesiumoxyde is oplosbaar in water en wordt daardoor ingevoerd in een glazuur via magnesiumcarbonaat, dolomiet en talk.

14.a.    Magnesiumcarbonaat

MgCO3

Moleculair gewicht 84

Smeltpunt 1600

RO – component

–           Op lage temperatuur reageert magnesiumcarbonaat als een refractaire stof, maar vanaf 1700°C is het een hevig vloeimiddel.

–           Magnesiumcarbonaat heeft een lage expansiegraad, waardoor het dikwijls gebruikt wordt om het aflopen van kristalglazuren te beperken.

–           Het verbetert de hechting tussen glazuur en scherf.

–           In combinatie met bariumcarbonaat geeft het mooie matte effecten; zelfs in grote hoeveelheden geeft magnesiumcarbonaat zijdeachtige matte glazuren.

–           Mits toevoeging van kobalt geeft het purpers tot rozes, met nikkel geeft het groen.

–           Te gebruiken tot 10% in een glazuur.

–           Omwille van zijn lichte oplosbaarheid in water wordt magnesiumcarbonaat dikwijls ingevoerd in een glazuur via dolomiet of talk.

–           Het wordt gevonden in Griekenland, Rusland en Oostenrijk.

–           Magnesiumhoudende glazuren hebben op verschillende onderglazuren een invloed.  Kleuren gaan verloren of worden sterk afgezwakt.

14.b.    Dolomiet

CaCO3 . MgCO3

(zie dolomiet bij calciumoxyde)

14.c.    Talk (of steatiet of speksteen)

3MgO . 4SiO2 . H2O

Moleculair gewicht 379

Smeltpunt 900°C

–           Talk is een magnesiumsilicaat.

–           Het is onoplosbaar in water en een goed materiaal om magnesium in te voeren in body en glazuur.

–           Talk heeft een variabele formule en bevat meestal wat kalk, ijzer en aluminium.  Het ijzer kan de kleur van het glazuur beïnvloeden.

–           Het is een goed middel om haarscheuren te voorkomen (net als silicium) en zijn lage expansiegraad bevordert de hechting tussen scherf en glazuur.

–           Aan steengoedbody’s wordt het toegevoegd om een grotere weerstand te bieden aan de thermale shock.  Het wordt dan ook gebruikt in allerhande toepassingen voor vuurvaste producten.

15.       Mangaan(di)oxide

MnO2

Moleculair gewicht 87

Smeltpunt 1650°C

–           Er bestaat ook een Mangaancarbonaat, MnCO3, moleculair gewicht 115.

–           Mangaan(di)oxide geeft lila met alkali, bruin met kalk.

–           Mangaan(di)oxide geeft veel blazen.

16.       Natriumoxyde

Na2O

Moleculair gewicht 62

Smeltpunt 700°C

RO – component

–           Natriumoxyde is één van de sterke alkaliën en is een sterk smeltmiddel voor alle temperaturen; zijn vloeiwerking begint op 800°C.

–           Natriumoxyde is het meest bruikbaar voor loodvrije glazuren op lage temperatuur.  Vanaf 1100°C kunnen andere vloeimiddelen gebruikt worden in combinatie met natrium; het meest populair is calciumoxyde of ook bariumoxyde als een meer alkalisch vloeimiddel gewenst is.

–           Het wordt onstabiel op temperaturen boven 1200°C.

–           Natriumoxyde heeft het hoogste uitzettingscoëfficiënt van alle glazuurgrondstoffen; vandaar veel kans op haarscheuren.  Om het glazuur wat elastischer te maken kan loodoxyde, calciumoxyde of boorzuur worden toegevoegd.

–           Soda (Na2CO3) vervliegt op hoge temperatuur.  Het is van deze eigenschap dat er gebruik gemaakt wordt bij zoutglazuren.

–           Het geeft mooie typische alkali-kleuren met oxydes, maar om deze kleuren te bereiken moet er een hoog gehalte aan natriumoxyde aanwezig zijn in het glazuur; tenminste 2/3 van het vloeimiddel moet natrium zijn.  Dit geeft dan wel dikwijls problemen zoals haarscheuren en oplosbaarheid.  Het aluminiumgehalte moet hierbij ook zo laag mogelijk worden gehouden wat dan weer problemen kan geven met de vloeibaarheid en stabiliteit.

–           Natriumoxyde wordt zelden gebruikt in bodys; het wordt wel gebruikt als ingrediënt in gietklei.

–           Het is oplosbaar in water en wordt daarom in een glazuur ingevoerd onder de vorm van frittes en natuurlijke frittes als nepheliene syeniet en natron veldspaat.  Zelfs bij de laatste twee stoffen blijft de natriumoxyde licht oplosbaar in water.

16.a.    Natriumcarbonaat (of soda-as)

Na2CO3

Moleculair gewicht 106

Smeltpunt 852°C

RO – component

–           De naam soda-as is afkomstig van de manier waarop men vroeger het natriumcarbonaat won; door verbranden van zeeplanten (nu gebruikt men rotszout en zeewater die natriumchloride NaCl bevatten).

–           Natriumcarbonaat is de belangrijkste bron van natriumoxyde voor glazuren.

–           Het is zeer oplosbaar in water en daarom enkel bruikbaar in frittes.

–           Het wordt gebruikt samen met natriumsilicaat = waterglas Na2Sio3 of Na2O . SiO2 als ontvlokkingsmiddel in gietklei (elektroliet).

16.b.    Natronveldspaat (of albiet)

Na2O . Al2O3 . 6SiO2

Moleculair gewicht 524

Smeltpunt 1170°C

–           Natronveldspaat wordt soms gebruikt ter vervanging van kaliveldspaat zonder groot verschil in resultaat.

–           Er zijn lichte verschillen:

–           Door een verschillend alkaligehalte kunnen lichte kleurverschillen ontstaan.

–           De vloeiwerking van natrium (begint op 750°C) is groter dan die van kalium.

–           Op 1200°C begint natrium echter te verdampen, waardoor bij grote hoeveelheden blazen kunnen ontstaan.  Kalium heeft geen temperatuurlimiet wat verdampen betreft.

–           Natrium heeft een hogere uitzettingscoëfficiënt dan kalium.  Bij vervanging van kalium door albiet kunnen haarscheuren ontstaan.

16.c.    Nepheliene syeniet

K2O . 3Na2O . 4Al2O3 . 8Sio2

Moleculair gewicht 1168

Smeltpunt tussen 1100°C en 1200°C

–           Het is een veldspaatachtige stof waarvan de kleur varieert van wit tot donker groen-bruin.

–           Zoals kaliveldspaat is het een goede en betrouwbare grondstof voor het basisglazuur.

–           Het heeft enkele kwaliteiten die echte veldspaten niet habben:

–           Het heeft een hoger aluminium- en alkaligehalte en een lager siliciumgehalte.  Daardoor worden de typische alkalikleuren mogelijk.

–           Het nadeel is wel dat het soms de neiging heeft tot haarscheuren.

–           Met kleine hoeveelheden koper (1% – 2%) geeft nepheliene syeniet turkooisblauwen, soms met spikkeltjes.  Met mangaan geeft het lichte purpers.

–           Nepheliene syeniet heeft ook een lager smeltpunt dan kaliveldspaat.

17.       Nikkeloxyde

NiO

Moleculair gewicht 75

Smeltpunt 1990°C

–           Nikkeloxyde is een kleurend pigment, maar wordt zelden als enig kleurend pigment in een glazuur gebruikt.  Het geeft blauw-grijzen in kleine hoeveelheden. (0,2 tot 1%) maar wordt dus vooral gebruikt om de kleur van andere oxydes te beïnvloeden (bv. 2% NiO bij 2% CoO).

–           Het is een sterk kleurend en refractair oxyde.  Maximum gebruik 3% anders mogelijkheid van ruw oppervlak.

–           In glazuren met een gelijke hoeveelheid kaliveldspaat en bariumcarbonaat kan 0,25% tot 1% nikkel harde purpers en violetten geven.

–           In glazuren met bariumoxyde en zinkoxyde kunnen kleine hoeveelheden nikkel rozes en paarsen geven.

–           Nikkeloxyde wordt onstabiel boven de 1200°C.

Let op: nikkel geeft ook unica – glazuren (= niet herhaalbare glazuren)

18.       Silex

SiO2

Moleculair gewicht 60

Smeltpunt 1710°C

RO2 – component

–           Silex is een glasvormer in een glazuur.

–           Silex komt voor als kwartsrots, flint en zand.

–           Het is ook een bestanddeel van klei en geeft sterkte en duurzaamheid aan de scherf.

–           Toevoeging van silex maakt klei vuurvaster (weerstaat aan hogere temperaturen).

–           Het wordt ook soms gebruikt om klei te ontvetten (verschralen) (zie onderdeel cursus over klei).

–           Te veel silex in een glazuur geeft een te hard glazuur; een werkstuk kan volledig stukspringen; glazuur kan van de randen afspringen.

–           Te weinig silex in een glazuur geeft een te hoge glans en afvloeiing van het glazuur.

–           Bij het opwarmen en afkoelen gaat de vorm en de structuur van silex veranderen, we spreken hier over silica inversie ook wel de kwartssprong genoemd.  Deze verandering gebeurt op ongeveer 550°C en is voltooid op 573°C.  Het is de silica inversie of kwartssprong die verantwoordelijk is voor het plots uitzetten en krimpen van de scherf waardoor barsten kunnen ontstaan.

19.       Strontiumoxyde

Sro

Moleculair gewicht 104

Smeltpunt 2430°C

–           Is een heviger vloeimiddel dan alle andere aardalkaliën.

–           De vloeiwerking begint op 650°C tot gelijk welke temperatuur binnen de keramiek en het blijft ook onveranderd bij reductie.

–           Om effectief te zijn op lagere temperaturen moet het via een fritte worden ingevoerd.

–           Het heeft een positieve invloed op de oppervlakte glans van een glazuur.

–           Wanneer het in te hoge percentages wordt ingevoerd resulteert het in een mat glazuur.

–           Het is een niet giftige stof.

–           Strontiumoxyde is oplosbaar n water, daardoor wordt het toegevoegd aan een glazuur via strontiumcarbonaat.

19.a.    Strontiumcarbonaat

Moleculair gewicht 148

–           Qua werking lijkt het sterk op krijt.

20.       Tinoxyde

SnO2

Smeltpunt 1127°C

RO – component

–           Is een fijn wit en licht poeder, lost niet op in een glazuur.  De kleine tindeeltjes vermengen zich met de smeltende glazuur en blijven zweven.

–           Gebruiken onder de 1150°C.  Is een typisch dekkingsmiddel voor aardewerkglazuren.

–           Bij gebruik van wit wordt een transparant glazuur wit en opaak.  Het effect gaat deels verloren op hoge temperatuur.

–           Bij een gekleurd glazuur worden de tindeeltjes omgeven door de kleuroxyden, zodat een lichtblauw, transparant glazuur donkerblauw dekkend wordt.  De kleur wordt reeds intenser door toevoeging van 2% tinoxyde.

–           Tinoxyde reageert als een zuur en boven de 8% is het een antivloeimiddel.

–           Krijt en magnesiumoxyde ondersteunen de dekkende werking van tin.

–           Tin niet samen met boorzuur gebruiken.  Tin is een dure stof en boor lost tin op.

–           Tin ook niet samen bakken in dezelfde oven met werkstukken waarbij chroomoxyde werd gebruikt.  Dit geeft vuile roze vlekken (chloordampen).

21.       Titaanoxyde

TiO2

Moleculair gewicht 80

Smeltpunt 1560°C

RO2 – component

–           Heeft een matterende werking in een glazuur.

–           Hoeveelheden tussen 5% en 10% geven een dekkend zacht mat oppervlak met kristallen.  De kristallen zijn zeer klein en kunnen niet apart gezien worden.  Het zijn microscopisch kleine kristallen die voor het matte glazuuroppervlak zorgen; hoe groter hun aantallen hoe matter het glazuur.

–           De matterende werking van titaanoxyde wordt ondersteund door kleine hoeveelheden zinkoxyde.

–           Heeft een dekkende werking in een glazuur.

–           Maximum te gebruiken tussen 5% en 10%.  Sommige loodglazuren kunnen wel ongeveer 25 gram absorberen.

–           Bij toevoeging van hoge percentages titaanoxyde wordt per 2 gram titaan 1 gram lood extra toegevoegd.

–           Titaanoxyde reageert als een zuur, het maakt glazuur hard en meer refractair.

–           Titaan reageert op drie manieren op kleur.

–           In kleine hoeveelheden maakt het de kleur intenser.

–           Een gemiddeld gebruik van titaan (2 tot 6%) breekt de kleur door een spikkel.

–           Grotere hoeveelheden temperen de kleur maar geven interessante huidstructuren.

21.a.    Rutiel

Ti(TiO4)

Moleculair gewicht 160

Smeltpunt 1640

–           Rutiel is een donkerbruin natuurlijk titaanoxyde.

–           Het is nooit zuiver en bevat altijd ijzer.  Het kan tot 15% ijzeroxyde bevatten, waardoor het een gelige tint geeft aan glazuren.

–           Samen met tinoxyde en ijzeroxyde kan het crème-kleuren, gelen en naar het oranje neigende kleuren geven.  Met kobaltoxyde en koperoxyde geeft het geel-groenen.

–           Het is ook een dekkendmaker en een matmaker door de kristalvorming bij afkoeling.

–           Het geeft spikkels, structuur in een glazuur.

21.b.    Ilmeniet

FeO . TiO2

Moleculair gewicht 152

–           Ilmeniet is eigenlijk een rutiel met een gehalte ijzeroxyde hoger dan 25%.

–           Het is een zwart poeder en geeft bruine spikkels in glazuren.

–           Het wordt gebruikt om kristalvorming aan te wakkeren.

22.       Vanadiumpentoxyde

V2O5

Moleculair gewicht 182

Smeltpunt 690°C

–           Vanadiumpentoxyde is een zeldzaam metaal dat een lichtgele kleur geeft in hoeveelheden tot 10%.

–           De kleurkracht wordt sterker wanneer het geprepareerd is als stain met tinoxyde of zirkoon.  Het geeft dan meer heldere kleuren.

–           Vanadium-stains hebben een refractair karakter, vandaar dat ze meestal gebruikt worden in zachte glazuren.

–           Het komt voor als een erts in Zuid-Afrika en de Verenigde Staten.

–           Het reageert als een zuur (=antivloeimiddel).

–           Loodglazuren zijn ideale glazuren om vanadium toe te voegen, maar de gelen zijn nooit zo rijk als de gelen van antimoonoxyde in een loodglazuur.  Een voordeel is dan weer dat het op hogere temperaturen gebruikt kan worden dan antimoonoxyde.

–           Het is kleurbestendig tot 1350°C.

24.       Zinkoxyde

ZnO

Moleculair gewicht 2000°

RO – component

–           Voor het toevoegen van zinkoxyde in glazuren wordt hoofdzakelijk gebruik gemaakt van zinoxyde zelf, ook wel zinkwit genoemd.

–           Zink wordt gebruikt in heel wat soorten glazuren.  De functie ervan is afhankelijk van de glazuursamenstelling en de hoeveelheid zink die toegevoegd is.

–           Het is een actief smeltmiddel (vooral op hoge temperaturen) boven de 1085°C.  Hoewel het een sterk smeltmiddel is, is het toch een refractaire stof, smeltpunt 2000°C.  Dit betekent dat er geen temperatuurlimiet is om het te gebruiken in een glazuur.

–           In geringe hoeveelheden toegevoegd geeft het een verhoging van de glans van een glazuur.

–           Wordt een heel hoog percentage toegevoegd, dan heeft het een sterk matterende werking.  Voor een mat, dekkend kristalglazuur spreken we over percentages van 5% tot 20%.  Om de kristalvorming aan te wakkeren kan je er wat rutiel bijvoegen.

–           De dekkende werking kan aangewend worden om de voor wit glazuur benodigde hoeveelheid tinoxyde naar beneden te halen (tin is heel duur).

–           Kleine hoeveelheden zinkoxyde toegevoegd bij een dekkend glazuur kunnen de oppervlakteglans van het glazuur verbeteren; dit komt omdat zinkoxyde een smeltmiddel is.

–           Zinkoxyde toevoegen aan een boorzuurhoudend glazuur levert een transparante matte glazuur op.

–           Het is gunstig ter bestrijding van haarscheuren en wordt daartoe vaak in kleine hoeveelheden toegevoegd.

–           Het verhoogt de zuurbestendigheid van een glazuur, bv bij een loodglazuur.

–           Het effect op kleurende oxydes is meestal niet zo denderend.

–           Een nadeel van zinkoxyde is dat het crawling van het glazuur kan veroorzaken bij het begin van het stoken.  Dit door zijn grote krimp.  Deze krimp kan voorkomen worden door de zinkoxyde te calcineren vooraleer ze te gebruiken in een glazuur.

–           Zinkoxyde wordt enkel in oxyderende omstandigheden gebruikt.  Bij reductie gaat het koken en verdampen en ontsnapt dan als een giftig gas.

24.       Zirkoonoxyde

ZrO2

Moleculair gewicht 123

Smeltpunt 2700°C

–           Zirkoonoxyde wordt meestal ingevoerd in een glazuur als dekkingsmiddel ter vervanging van het veel duurdere tinoxyde.

–           Het maakt een transparant glazuur wit dekkend.

–           Het voordeel tegenover tinoxyde is dat het niet nadelig beïnvloed wordt door reductie zoals tinoxyde en dat het niet in vuile vlekken omslaat in de nabijheid van chroom.

–           Te gebruiken tot 15%.

–           Zirkoon heeft een refractair karakter en kan op alle temperaturen gebruikt worden.

–           Het kan ook worden gehaald uit zirkoonsilicaat of zirkoniet = ZrSiO4, moleculair gewicht 183 en smeltpunt 2550°C.

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s